door Vincent van de Vrede
Zestig jaar antiquaar
Bob de Graaf zit al meer dan een halve eeuw in het vak. Zijn eerste kennismaking met het antiquariaat was bij het Internationaal Antiquariaat van Menno Hertzberger, waar hij ook zijn vrouw Emmy ontmoette. Met haar begon hij in 1959 zijn antiquariaat De Graaf Antiquarian Booksellers, dat wereldwijd een grote reputatie geniet. Dit jaar wordt hij tachtig. Antiqbook wilde deze gelegenheid aangrijpen om een uitgebreid interview met hem te doen, waar hij tot onze vreugde alle tijd voor genomen heeft. Het verslag van deze gesprekken vindt u hieronder. De ILAB, werken bij Hertzberger, Erasmus en De Graafs visie op het internet komen aan bod. Maar het gaat ook over slateelt en barokmuziek. Een portret van een bijzonder, bescheiden en beminnelijk mens, die steeds voorop stelde: zonder mijn vrouw Emmy had ik de zaak nooit kunnen doen.
U wordt dit jaar tachtig. Betekent dat iets voor u?
‘Nee, ik zie het als een abstract getal. Het heeft geen speciale betekenis voor me. Natuurlijk, ik ben wel blij als ik deze leeftijd mag bereiken, maar verder... nee. Blij dat ik gezond ben en nog steeds kan werken. Ben niet al te driftig bezig, maar nog steeds een beetje actief. Trouwens, ik zeg liever: wij, want ik doe de zaak samen met mijn vrouw Emmy.’
U vond dat er zo weinig stilte was in Nederland. Althans, dat zei u jaren geleden in een interview. Maar nu u ouder bent, en er steeds meer mensen om u heen wegvallen, wordt het nu niet stiller in u zelf? Minder mensen om herinneringen mee te delen. Nog steeds de behoefte om meer stilte?
‘Het wordt in bepaalde zin zeker stiller. Mensen die ik van vroeger kende, vallen links en rechts als bomen om. Ik hoef de rouwadvertenties in het NRC er maar op na te lezen om me te bevestigen in dat gevoel. Toch maakt het mij niet naargeestig. Dat komt ook omdat mijn vrouw en ik in een dorp wonen, Nieuwkoop. Het leven is hier allesbehalve eenzaam. Er is meer gemeenschapszin dan in de stad. En we wonen hier nu al vele jaren, een tijd waarin we veel vrienden en kennissen hebben opgebouwd in het dorp. Dat blijft, en dat vernieuwt zich ook steeds. Nee, dan de streek in Frankrijk, waar we een oude boerderij hebben, en enkele maanden per jaar verblijven. Dat is pas stilte. Misschien komen er een of twee wandelaars op een dag voorbij, en dan is het veel. Vrienden zeggen wel eens: Hoe kun je het hier uithouden? Maar mijn vrouw en ik voelen ons er prima.’
Dit jaar bestaat uw zaak al 48 jaar: De Graaf Antiquarian Booksellers begon in 1959.
‘Jawel, maar daarvoor had ik al twaalf jaar gewerkt in het antiquariaat. Ik begon in 1947 bij Menno Hertzberger, kort na de wereldoorlog. Dit jaar zit ik dus al zestig jaar in het vak.’
Hoe kwam u bij Hertzberger terecht?
‘Puur toevallig. Zoals zoveel van toeval aan elkaar hangt in het leven. Ja, daar geloof ik echt in. Maar goed, hoe kwam ik daar terecht. Wel, ik was klaar met de middelbare school en wilde Nederlands studeren, aan de Universiteit van Amsterdam. Mijn vader, een heel lieve man overigens, zei toen: Moet je luisteren, je hebt nu gymnasium gedaan, je bent achttien en dus volwassen. Als je wilt studeren, moet je zelf zien hoe je het kunt bekostigen. En dus zocht ik een bijbaantje. Ik heb allerhande odd jobs gedaan, heb zelfs de rente bijgeschreven bij een bank, met de hand, zo ging dat toen nog. En flesjes in een apotheek gespoeld. Maar op een gegeven moment zag ik in Het Parool een advertentie waarin Menno Hertzberger vroeg om een assistent voor halve dagen. Hij had een antiquariaat. Ik dacht, dat zal iets met antieke handel zijn, potjes en schilderijen en zo. Ik was helemaal verbaasd toen ik de zaak binnenstapte en alleen boeken zag. Enfin, zo leerde ik dus meteen het verschil tussen antiquair en antiquaar.’
Maar het zal toch geen toeval zijn dat u vanaf dat moment aan het vak verknocht bleef.
‘Nee, ik heb er nooit mijn interesse voor verloren. Al bij Hertzberger begon die fascinatie, doordat zoveel oude boeken door mijn handen gingen. En we hadden daar écht oude boeken. Vijftiende, zestiende en zeventiende eeuw. Zo leerde je collationeren, dus het controleren op complete staat en eventuele afwijkingen goed beschrijven. Maar nog steeds raak ik er niet op uitgestudeerd. Dat komt ook omdat ik nog altijd boeken tegenkom die ik niet eerder gezien heb. Het vak blijft onderhoudend en boeiend.’
En jullie werken nog steeds.
‘Jazeker, met zeer veel genoegen en plezier zelfs. Dat komt ook door het sociale aspect. Het wereldje van antiquaren is klein, zelfs mondiaal gesproken. Het lijkt wel wat op de vrijmetselarij: iedereen kent iedereen, men spreekt dezelfde taal. Het mooie daarvan is, dat mijn vrouw en ik heel veel contacten hebben opgebouwd. Ook internationaal. En veelal ontwikkelden die zich dan ook tot vriendschap.’
Onlangs kocht ik een brief van Ippolito d’Este bij u. Wat me in de beschrijving in uw catalogus opviel, was dat deze vrij summier was. Wel werd genoemd dat d’Este de stichter was de gelijknamige villa, maar niet, om maar iets te noemen, dat zijn moeder de roemruchte Lucrezia Borgia was. Bij veel beschrijvingen in jullie catalogi viel mij de beknoptheid op. Zou een uitgebreidere toelichting op de achtergrond de verkoopkansen niet verhogen?
‘Het klopt dat wij vaak relatief summiere beschrijvingen hanteren. Maar dat komt vooral door ons koperspubliek. Vanaf het begin van onze zaak hebben we vooral, en dan bedoel ik echt zo’n negentig procent, institutionele kopers gehad. En dat zijn deskundige lui, die weten zelf wel de achtergrond van bijzondere stukken. Dan kun je dus volstaan met korte, beknopte beschrijvingen. Als wij ons echt op de verzamelaars zouden richten, zouden we inderdaad meer aan die achtergrond moeten doen. Een andere reden is trouwens tijdgebrek. Antiquaar zijn is een vluchtig vak. Je kunt je niet veroorloven om lang een bepaald boek of zekere autograaf te bestuderen, anders komt een catalogus nooit klaar. En vroeger was het ook anders. Toen stonden we nog op bookfairs, met kleine lijstjes. Als de klant dan nog aanvullende vragen had, kon hij die meteen persoonlijk stellen.’